Op het scherpst van de snede: Stalvoerbalans voor strategisch de beste match per seizoen
Bij een stalvoerbalans stem je in de basis ruwvoeraanbod en -behoefte op elkaar af. Maar het is óók een middel om te zorgen voor de beste bijvoeding, bij het door de seizoenen heen wisselende vers grasaanbod. En of je volgend jaar moet werken aan een andere kuilkwaliteit voor de perfecte match. In de laatste video ‘Op het scherpst van de snede’ van dit seizoen, vertellen weidecoach Michiel Meindertsma en melkveehouder Marten de Jong je er alles over.
‘’Het is heel makkelijk om straks de lekkerste kuil eerst te voeren. Maar het gaat er vooral om welke graskuil je wanneer in het seizoen voert.” Dat is volgens Marten de Jong, melkveehouder in het Friese Baaium en deelnemer aan het Netwerk Praktijkbedrijven, de kern van het maken van een stalvoerbalans. Samen met zijn vrouw en twee kinderen melkt hij 200 koeien op ruim 170 ha met een huiskavel van 80 ha. Zijn weidecoach Michiel Meindertsma merkt dat die stalvoerbalans in de praktijk niet zo veel meer wordt gemaakt. “Veel boeren hebben ‘m wel in het hoofd zitten, maar het is niet alleen superbelangrijk om te weten wat je ruwvoeraanbod is afgezet tegen de ruwvoerbehoefte. Het is ook een evaluatie van je kuilkwaliteit het afgelopen seizoen en hoe je daar volgend jaar op gaat anticiperen.”
Meer dan een invuloefening
De Jong drukt al het kuilgras in ronde balen en weet precies waar alle verschillende sneden liggen. En die verschillen zijn best groot. Als fervente weidevogelbeheerder heeft de Friese melkveehouder relatief veel percelen met legselbeheer, slootkantbeheer, uitgestelde maaidatum. En percelen kruidenrijk grasland met uitgestelde maaidatum, waar geen kunst- en drijfmest toegepast mag worden. Dat zorgt voor grote kwaliteitsverschillen kuilgras, maar tegelijkertijd ook meer kansen om elk seizoen de beste match te maken tussen het weidegras en de benodigde bijvoeding.
Vier seizoenen
Samen met Meindertsma heeft hij het jaar ingedeeld in vier seizoenen: oktober t/m december, januari t/m maart, april t/m juni en juli t/m september. De Jong hanteert daarbij de volgende uitgangspunten: de huidige ruwvoervoorraad moet ingezet worden tot en met juni volgend jaar. Hij wil zoveel mogelijk melk uit vers weidegras en een constant rantsoen met gemiddeld een RE van rond de 140, waardoor hij kan melken met een superlaag ureumgetal van 10 tot 14. Dat alles bij een gemiddelde jaarproductie van 8700 kilo melk met 4,45% vet en 3,65% eiwit.
Ruwvoertekort
Uit de stalvoerbalans blijkt dat De Jong een fors ruwvoertekort heeft, dat hij aanvult met perspulp en bierbostel. Mais heeft De Jong niet. “Mijn natuurbalen zijn mijn mais.” Dat slaat dan vooral op de negatieve OEB van die natuurbalen, het energieniveau wordt opgekrikt met de perspulp en bierbostel. Wat opvalt bij De Jong is het relatief lage RE-gehalte van zijn eerste (144) en tweede (165) snede. Dat is de les uit eerder gemaakte stalvoerbalansen, omdat die lieten zien dat het eiwitrijke voorjaars- en najaarsgras qua bijvoeding gecompenseerd moeten worden met kuilgras met een laag RE-gehalte. Daar stuurt hij bewust op door later te maaien en minder te bemesten.
Daarmee is de stalvoerbalans ook een strategisch instrument om gras, verdeeld over vier seizoenen, op het scherpst van de snede in te zetten.
Groet, Projectteam Grip op Gras
Stichting Weidegang | +31 23 23 020 23 | Nieuwe Gracht 3, 2011 NB Haarlem | www.stichtingweidegang.nl |